Homilie op Beloken Pasen (2e zondag in de Paastijd)
in het jaar A (reeks 2001-2002)

ANDERE PREKEN VAN DE WEEK

Voor de tekst van de Evangelie-lezing van deze dag en een meditatie
klik hier en zoek de juiste week



KLIK HIER OM DE PREEK TIJDENS DE VIERING VAN HET LAATSTE WEEKEND TE BELUISTEREN (Real Audio)

KLIK HIER OM DEZE VIERING IN ZIJN GEHEEL TE BELUISTEREN (Real Audio)




Reacties? klik hier en stuur een e-mail.

Preek tijdens het hoogfeest van Pasen, klik: Eerste Paasdag
Thema tweede paasdag 2002: Zien en Getuigen




Preek op Beloken Pasen (2e zondag in de Paastijd) in het jaar A, serie 2001-2002,  
A2002TSP02.html, in de parochie van de H. Bartholomeus te Poeldijk, 
door pastoor Michel Hagen, 6/7 april 2002, 19.00/10.00 uur, A.M.D.G.  

Thema:  Vrede Brengen
E.L:      Hand. 2, 42-47
EV:       Joh. 20, 19-31

Homilie 

De zondag van de ongelovige Tomas. In de preken tijdens de Paasdagen heb ik verschillende keren de situatie in het Midden Oosten aangetipt. De spiraal van geweld, die alsmaar hoger oplaait. Beide partijen hebben hun redenen, beide hebben hun geschiedenis, beide hebben hun gelijk. Beide hebben hun vertrouwen in elkaar verloren en zien de oplossing alleen nog in het uitschakelen van de ander. Ik geloof niet dat iemand in deze dagen voor ongelovige Tomas zal worden uitgemaakt als hij zegt: ik geloof niet dat daar ooit nog vrede kan komen. De meesten zullen hem dan gelijk geven. 

Maar misschien was het probleem van Tomas in de kern wel hetzelfde probleem als dat van de huidige partijen in het Midden Oosten. Voor Tomas was de geschiedenis met Jezus voorbij. Het was gegaan zoals altijd. De goeden gaan ten onder. Mensen die wij goed noemen, worden door anderen bestreden. Jezus had hij ervaren als de goedheid in eigen persoon. Hem hadden ze aan het kruis geslagen. Aan wiens kant staat God nu eigenlijk? Staat God aan de kant van de goeden of aan de kant van de slechten? Of was Jezus niet zo goed als Hij leek? Mocht Hij zich niet voor Gods Zoon uitgeven? Was het niet waar wat Hij had verteld, ‘Zalig de armen van geest’, ‘Zalig de barmhartigen’ en ‘Ik ben de verrijzenis en het Leven’. Wat zijn die woorden van Hem nog waard als je Hem ziet kreperen aan het kruis? 

Net als in het Midden Oosten. Wat heeft praten voor zin. Zijn het niet steeds de geweldenaars, zij die het zwaard grijpen, met tanks of met zelfmoorbomaanslagen, zijn zij niet degenen die doorslaggevend werken? Hebben al die vredespogingen wel enige zin gehad, al die internationale bemiddeling? Als je nu ziet dat het tot een absolute climax is geëscaleerd, oorlogsverklaring, bezetting, gevangennamen, nog meer doden? Is het wel zo dat God het goede loont en het kwade straft? 

Tomas had een probleem, dat nog steeds actueel is. Hij heeft gezien wat Jezus deed. Maar hij twijfelt of je mag vertrouwen dat God het na de dood nog recht trekt. Of God na de dood nog iets kan doen. Of het wel zin heeft om daar op te hopen en daarop te vertrouwen. En wat voor ‘na de dood geldt’, dat geldt ook ‘hier en nu’, in allerlei gewone situaties. Moet je blijven kiezen voor de dialoog, voor vredelievende handelingen, voor geduld en overleg, voor rechtvaardige aanspraken. Als alles nu verloren is? Als heel het vredesproces dood is? Wat valt er dan nog te hopen. Kan God dan nog iets? 

Vrede. Dat is het eerste woord dat Jezus tot zijn leerlingen spreekt. Maar wat voor vrede verkondigt Hij? Mijn vrede geef Ik jullie. Het is de vrede van de gekruisigde, die aan het kruis nog bidt: “Vader vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.” Jezus verkondigt vrede door vergeving. Jezus vraagt ons te geloven in de vergeving. Geloven in eindeloze vergeving, in de consequente keuze voor goed-doen, creatief, geduldig, volhardend, tot voorbij de dood. Eindeloos, en dus menselijk gezien hopeloos; door de diepste depressie heen blijven geloven in zijn goedheid en vergeving als de enige weg. 

Tomas kan niet geloven dat die weg echt Gods weg is. Ik geloof het niet, zegt hij tegen de anderen. Alsof hij zeggen wil: jullie hebben een droom gehad, je hebt elkaar gek gemaakt, een visioen aangepraat. Wat je hebt gezien is je eigen onverwerkte hoop, dat zijn verhaal door moet gaan, dat het mooie niet mag stoppen, je eigen droom dat zo’n goedheid niet kan sterven, maar jullie vergissen je. Dat wat jullie gezien hebben is niet de gekruisigde, dat is niet de man die gestorven is, dat is je eigen droom, dat is niet de werkelijkheid, dat is wishfull thinking, daarmee kom je er niet in deze harde wereld.  

Waarom wil Tomas die wonden zien, meer nog, aanraken? Mijn ogen kunnen bedrogen worden, maar mijn handen niet. Kijken met mijn vingers, dan weet ik dat het echt is. Ik wil de gekruisigde zien, niet het ideaalmodel van een hemelse Messias. 

En op de volgende zondag kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij u’. Vervolgens zei Hij tot Tomas: ‘Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen. Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde en wees niet langer ongelovig maar gelovig.’ 

Tomas helpt ons om alle uitspraken van de moderne tijd opnieuw te doordenken. Je hoort ze regelmatig, bijvoorbeeld: Er is er nog nooit een teruggekeerd! Lichamelijke verrijzenis, dat is toch onmogelijk! Leven na de dood, dat is alleen in de gedachten van anderen, of in je nageslacht, of in wat je hebt gedaan. Maar geen leven na de dood in een nieuw lichaam, dat is flauwekul. Elkaar zien, daarboven, dan mag het wel erg groot zijn, hoe zou je elkaar nog kunnen vinden, zou je daar nog zin in hebben? En na een slecht huwelijk dan? Misschien kent u nog meer twijfels, nog meer uitspraken en misschien hebt u ze zelf ook. Leg ze allemaal eens bij Tomas neer en zie dat alle twijfels die hij had, dezelfde zijn als die in onze tijd. 

Menselijk gezien kun je dat ook zeggen: natuurlijk bestaat er geen leven na de dood. Natuurlijk gaat jouw lichaam terug naar de aarde. Natuurlijk gaat je leven door in je nageslacht en in wat je hebt gedaan en in hoe mensen over je spreken. Maar dat is het aardse leven, dat is niet het eeuwige leven dat er was vóór de aarde bestond en dat er zal zijn nadat de aarde is verdwenen. Één keer heeft God een teken gegeven. Het begin van zijn leven beantwoordt aan zijn einde. Een maagdelijke moederschoot, waar geen man is geweest, daar ontkiemt nieuw leven. Waar komt het vandaan? Een afgesloten graf, daar eindigt zijn leven. Maar het graf is leeg, waar is zijn lichaam heen? Eenmaal doorbreekt God onze gewone natuurlijke situatie? Het is niets anders dan een teken. Een levensgroot teken. Hoe kan God anders tonen dat die andere werkelijkheid een echte werkelijkheid is, dé echte werkelijkheid. Hoe kan Hij dat anders doen dan door onze werkelijkheid te doorbreken. 

Het woord van Jezus aan Tomas is ook aan ons gericht. Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben. Hoeveel vredebrengers in het Midden Oosten zullen de vrede nooit zien, omdat ze al gesneuveld zijn, onschuldigen, zonder geweld, met eindeloze pogingen. Aan ons allen klinkt de oproep van Jezus, vrede, vergeving, geloof. God is eindeloos barmhartig, en alleen als wij Hem volgen in zijn barmhartigheid, is er toekomst. Vragen we in deze viering, ieder voor zich ook, om die onuitputtelijke bron van creatieve vergeving, van eindeloze vindingrijkheid in de bemiddeling, grenzeloze volhardenheid in geduld, een onoverwinnelijk geloof dat God aan onze kant staat en dat onze lijdenstekenen, onze pijn, ons verdriet omwille van die weg van Jezus, uiteindelijk onze zegetekenen zullen zijn, eeuwige tekenen, waardoor we zullen lijken op de eeuwig getekende die overwint. Amen. 
 



Reacties? Stuur een e-mail.

Terug naar top van deze pagina

Terug naar homepage