Homilie op de zesentwintigste zondag door het jaar C
(reeks 2000-2001)

ANDERE PREKEN VAN DE WEEK

Voor de tekst van de Evangelie-lezing van deze dag en een meditatie
klik hier en zoek de juiste week



KLIK HIER OM DE PREEK TIJDENS DE VIERING VAN HET LAATSTE WEEKEND TE BELUISTEREN (Real Audio)

KLIK HIER OM DEZE VIERING IN ZIJN GEHEEL TE BELUISTEREN (Real Audio)




Preek op de zesentwintigste zondag door het jaar C, serie 2000-2001 
C2001DHJ26.html in de parochie van de H. Bartholomeus te Poeldijk,  
door pastoor Michel Hagen, zondag 29/30 september 2001, 19.00/10.00 uur.  A.M.D.G. 

Thema:   Omgekeerd
E.L:       Am. 6, 1a. 4-7 
EV.:       Luc. 16, 19-31

Homilie 

U kent natuurlijk de zaligsprekingen: Zalig de armen van geest, zalig de treurenden, zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid. Jezus spreekt bemoedigende woorden, tot hen die van alles tekort komen. Maar daartegenover sprak Jezus ook enkele weespreuken: Wee u rijken, want wat u vertroost, hebt ge al ontvangen. Wee u, die nu verzadigd zijt, want gij zult honger lijden. Wee u die nu lacht, want gij zult klagen en wenen. Waarschuwende woorden aan hen die dagelijks genieten van hun overvloed. 

Vandaag horen we een oude weeroep van de profeet Amos. Hij leefde zo’n 800 jaar voor Jezus. Amos zegt: ‘Wee, de zorgelozen in Sion, de zelfverzekerden, ..... zij gaan als eersten de ballingschap in.’ Jezus spreekt zijn weeroepen niet alleen tegen verkeerde zorgeloosheid en zelfverzekerdheid, maar ook tegen de rijken. 

Daarom eerst een vraag. Wat is er nu verkeerd aan luxe en bezit, aan vooruitgang en welvaart, wat is er verkeerd aan rijkdom? Onze ouders hebben armoede meegemaakt, is dat dan het ideaal? Onze ouders en velen van ons hebben dag en nacht moeten werken voor heel weinig. Tijden van slechte voeding, kindersterfte, is dat dan het ideaal van Jezus? Gunt Jezus, gunt God ons niet die vooruitgang, daar hebben we zelf toch hard voor gewerkt? Wat is daar nu verkeerd aan? 

Een klein verhaaltje: Op een goede dag kwam pastoor Frans Verburch bij een zieke vrouw in Poeldijk. De vrouw zegt: ‘Pastoor ik heb vannacht zo vreemd gedroomd.’ ‘Wat hebt u dan gedroomd?’ ‘Ik zag allerlei belangrijke mensen, maar zij waren heel klein en onopvallend en zoveel arme mensen die ik ken waren heel groot. Ik zag ook zieken, maar ze waren nu blozend en gezond en gelukkig, en de opscheppers die altijd met hun mooie sterke lichamen te koop lopen, waren ineens zwak en lagen neer.’ ‘Maar vrouw,’ zegt pastoor Verburch, ‘dank God voor deze mooie droom, want u hebt de hemel gezien, dat is het Rijk Gods, daar is de wereld omgekeerd.’ 

God ziet anders. Valt het u op dat deze arme in het Evangelie een naam heeft. Hij heet Lazarus, maar de rijke in dit verhaal heeft geen naam. De wereld omgekeerd. In onze wereld zijn de rijken beroemd. Iedereen kent Bush, of onze koningin. Maar wie kende die mens die na een maand dood in huis werd gevonden, vervuild, vereenzaamd, gas en licht waren al afgesloten? Maar de naamloze wordt door God gekend, Lazarus.  

We mogen onszelf aan die rijke spiegelen. Laten we eens kijken wat voor persoon die rijke was. In het verhaal kunnen we wel wat op het spoor komen. Hij denkt dat alles in Gods Rijk gewoon doorgaat. In deze wereld heeft hij nooit oog gehad voor Lazarus. Hij ziet hem nu nog als een soort loopjongen. Geef Lazarus opdracht, zegt hij. Op aarde kon hij bevelen, maar in de hemel of de onderwereld is er niets meer te bevelen. 

Hij wist zich ook altijd schoon te praten, het is niet zijn schuld, niemand had hem gewaarschuwd, dat is het. Net als zijn broers. Stuur Lazarus naar mijn broers om hen te waarschuwen. Waarschijnlijk hoopt hij dat zijn broers hem nog te hulp kunnen komen. 

Jarenlang heeft hij gezegd, morgen, volgende maand, later. Bekering? Naar de tempel? Vasten? Dat komt ooit wel, nu nog niet. Die arme helpen, laat hij zelf gaan werken. Aalmoezen? Als ik oud ben ga ik daar misschien aan meedoen, vandaag nog niet. En heel plotseling hoort hij van Abraham: ‘nu gaapt er voorgoed een wijde kloof.’ Wat hier op aarde nog tijdelijk was, hij had het kunnen overbruggen, dat is nu definitief geworden. Na je dood kun je je niet meer bekeren, al zou je dat wel willen. 

‘Maar als er een uit de doden opstaat,’ zegt de rijke, ‘dan geloven ze wel.’ Het is het oude argument. Waarom zou ik geloven? Er is er nog nooit een teruggekeerd. Je kunt het toch niet bewijzen. Niemand heeft God gezien. Geloof, dat is voor oude of arme mensen, dan hebben ze wat troost. Laten ze eerst maar een bewijzen dat God bestaat. Die Kerk kan wel mooi praten, maar ze zeuren altijd over geld. Laten we nu maar genieten van het leven en die arme, tja die heeft pech gehad. Zo had de rijke jarenlang gesproken. Berouw komt bijna altijd te laat. Er is er nog nooit een teruggekeerd. Dus, stuur Lazarus naar mijn broers. Als er een uit de doden terugkeert, dan zullen ze wel geloven. Oh, nee. Er is een naamgenoot van Lazarus, de broer van Martha en Maria, hij was dood en werd door Jezus uit de dood teruggehaald. Geloofde toen ineens iedereen? Welnee, geloof vraagt overgave aan God, gehoorzaamheid en jezelf overwinnen. En het grootste gebeuren, Jezus eigen verrijzenis wordt in dit verhaal door Jezus aangekondigd, Jezus is een realist. Ook als hij verrijst uit de dood en zijn leerlingen getuigen voor de waarheid dat ze Hem gezien hebben, gelooft men ook nIet. 

Rijk zijn is gevaarlijk. Dat is een duidelijke boodschap in het Evangelie. Jezus doet krasse uitspraken: ‘Het is moeilijker voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen, dan voor een kameel door het oog van de naald te gaan.’ ‘Je kunt niet God dienen en de mammon.’ En Maria zingt het in haar lofzang: ‘Rijken stuurt Hij heen met lege handen.’ 

Je zou die weeroepen best nog wat kunnen uitbreiden: ‘Wee u die beroemd bent en geprezen wordt door iedereen. Wee u die gelukkig is met vele talenten, met gezondheid en goede sociale banden. Wee u die nooit iets tekort komt en kunt kopen wat u wilt. Wee u, want je hebt alles al gekregen of genomen, je hebt niets meer te verwachten en in Gods koninkrijk zijn de rollen omgekeerd.’ 

Een vraag aan het slot:  Kun je dan niet rijk zijn en toch zalig geprezen worden? Misschien wel, laten we het eens proberen: Zalig de rijken die niet vastzitten aan hun geld en goed. Zalig de rijken die hun bezit inzetten voor Gods Koningrijk. Zalig de rijken die oog hebben voor de nood van anderen en onopvallend goed doen. Zalig de rijken en gezonden en sterken, die hun kracht en tijd en bezit ten dienste stellen van anderen. Zalig de talentvolle, intelligente en beschaafde rijke mens die wijsheid, cultuur en beschaving bevordert en zijn tijd en kapitaal niet opmaakt aan het eigen genieten, maar het leed en het lot van anderen deelt. Zalig de rijke die alles prijs kan geven om Jezus te volgen. Zalig de rijken die de helft van zijn bezit weggeeft aan hen die niets hebben. Zalig de rijken die de gerechtigheid bevorderen. Zalig de rijken die de kloof tussen arm en rijk overbruggen. Zalig de rijken die zich niet opsluiten in vooroordelen. Zalig de rijken die door de culturele verschillen heenkijken en goed doen aan iedereen. Zalig de rijken die weten dat zij zelf alles gekregen hebben, die weten dat alles van God te leen is, die zich bewust zijn dat zij niets meenemen in de dood. Zalig de rijken die weten dat ook zij arm zijn, want zij zullen waarlijk rijk zijn in God. Amen. 



Reacties? Stuur een e-mail.

Terug naar top van deze pagina

Terug naar homepage