Homilie op de veertiende zondag door het jaar B
(reeks 1999-2000)

ANDERE PREKEN VAN DE WEEK

Voor de tekst van de Evangelie-lezing van deze dag en een meditatie
klik hier en zoek de juiste week

Preek op de veertiende zondag door het jaar B, serie 1999-2000, B2000ZDJ14.html.
In de parochiekerk van de H. Bartholomeus te Poeldijk, door pastoor Michel Hagen,
za/zo 8/9 juli 2000, 19.00/10.00 uur.  A.M.D.G.

Thema:  Aanstootgevend
Zang:    Cantor/Cantor
E.L.:     Ez..  2,2-5
EV.:      Mc.  6, 1-6

Homilie

Verleden week hadden we het over geloof. Dat was een positief verhaal. Twee mensen die durfden geloven dat je door contact met Jezus tot leven komt. Het waren ellendige omstandigheden waarbinnen Jaïrus en de zieke vrouw tot geloof kwamen.

Vandaag de andere kant, ongeloof. Het is ook een andere wereld, de wereld van het genoeg, het zelf wel weten, tevreden met jezelf. Jezus komt in de kring van zijn geboortestad, bij familie en vrienden, bij schoolkameraden, klasgenoten, samen hebben ze onderricht van dezelfde rabbi gehad, ze kennen de dorps-verhalen over zijn familie, de bijnamen, de anekdotes, ze kennen zijn vrome moeder, zijn vader, de hele familie.

Het staat er letterlijk: ‘Is dat niet de timmerman, de zoon van Maria en de broeder van Jacobus en Judas en Simon? En wonen zijn zusters niet hier bij ons?’.

Soms krijg je vragen over precies deze zin, over die broeders en zusters van Jezus: ‘hè, ik dacht dat Jezus enigst kind was’. Klopt, let maar op, er staat ook niet dat Maria nog andere kinderen had, nergens wordt gesproken over andere zonen of dochters van Maria. We weten ook niet precies over welke Jacobus het gaat en welke Jozef of Simon. Misschien zonen van Jozef, uit een eerder huwelijk, misschien gewoon neven, want die werden ook broeders genoemd. In ieder geval worden er nergens andere zonen en dochters van Maria genoemd, zodat we de vaste traditie dat Maria slechts één kind het leven heeft gegeven, Gods Zoon, gelovig doorgeven.

Geloof. Ze hebben het er in Nazareth moeilijk mee. Herinnert u zich de situatie van een jaar of vijftig, zestig terug, of anders van horen zeggen. Daar kwamen we dezelfde moeilijkheden tegen, maar dan omgekeerd. De oudste broer mocht studeren, hij werd priester. Als hij met vakantie thuiskwam, werd hij behandeld alsof hij van een andere planeet kwam. Gelukkig niet overal, maar het kwam wel vaak voor. Zo ging men meestal met de priesters om, zij zijn toch de vertegenwoordigers van Jezus, zij hebben gewijde handen, zij mogen de Eucharistie opdragen, vergeving schenken, zieken zalven. Zij mogen het mysterie van de sacramenten bedienen. Het was niet alleen hun maatschappelijke positie, een priester hoorde bij de natabelen van dorp of stad, het ging ook om een gelovige positie, alles wat de priester deed kreeg iets sacraals.

Natuurlijk kwamen daardoor gevoeligheden naar boven, broers die zeiden, doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg en de enorme reactie in de tweede helft van de vorige eeuw, priesters die de toog aflegden, in spijkerbroer, T-shirt of coltrui rondliepen, de stropdas verving soms het priesterboord, zeg maar Jan, ik ben niks meer dan jij; geen bijzondere positie meer, het paste er ook bij dat velen trouwden en gewoon bij iedereen wilde horen met vrouw en kinderen.

Reactie op reactie. Jammer, want het had ook anders kunnen gaan. Wanneer we niet de echte waardigheid van het priesterschap mee hadden geschrapt en van de konsol hadden gehaald, maar andersom, de gelovigen mee omhoog hadden getild, dan waren we ook dichter bij elkaar geweest en meteen een stuk verder gekomen.

Dat zie je ook daar in Nazareth gebeuren. Wat kan hij er nu van weten, het is toch de zoon van de timmerman? In plaats van meedoen met dat wat Jezus komt doen; Hij zegt: leer van Mij hoe je Kind van God bent, laat je door mij omhoog brengen, naar een hoger plan leiden, neem mij als gids en leidsman, Ik breng je bij de Vader. In plaats daarvan halen ze Hem omlaag, wie denkt hij wel dat Hij is.

We doen het in het dagelijks leven ook. We gedragen ons snel superieur, we steken niet graag onze tegenstander een pluim op de hoed. Laatst had ik het er met iemand over die goed was in Jeux de Boulle, hij had al heel wat bekers staan. We hadden het over sport, en daarbij maakte ik de opmerking dat ik wel eens een bal van een tegenstander kon bewonderen. Ja dat kon hij ook wel, maar hij zou het nooit zeggen. Je gaat niet applaudiseren voor je tegenstander. Het past een beetje bij de sfeer in Nazareth en soms lijkt heel de moderne wereld op zo’n wedstrijd. We zien de ander als tegenstander en zullen niet snel applaudiseren.

De bedoeling van Jezus is precies omgekeerd. Hij staat ver boven ons, in heiligheid, echtheid, zuiverheid, trouw. Jezus daalt af om ons op te tillen naar zijn niveau. Wat deden en doen de mensen met Hem, ze halen hem verder naar beneden, laten hem zijn kruisweg lopen en vervolgens ....., heffen zij Hem inderdaad omhoog, zonder te beseffen wat ze doen, ze tillen Hem op, waarmee Hij een voorbeeld wordt voor heel de wereld.

Natuurlijk zit het niet in de voornaam, niet in het priesterboord, ook niet in de rest van de kleding. Iemand met gewijde handen kan slechte dingen doen. In principe ben ik blij dat de priester zijn maatschappelijke status wat kwijt is, die had Jezus ook niet. Het gaat er om dat een priester, maar ook een leek, leeft naar de roeping die zijn of haar deel is, met de taak die ieder gekregen heeft en de genade die daarbij hoort; het gaat erom dat we elkaar stimuleren om verder te komen, meer te lijken op Jezus, als priester en als leek, dat we elkaar helpen kinderen van God te zijn.

Jezus kon daar in Nazareth geen enkel wonder doen, hij genas een enkele zieke, stond verwonderd over hun ongeloof en trok verder naar de dorpen in de omtrek.

Zou het niet geweldig zijn wanneer we naar onze naaste keken met de ogen van Jezus in plaats van op de manier van zijn dorpsgenoten en familieleden. Ook wij zien elkaar met de ogen van dorpsgenoten, nekenden, klasgenoten, leden van een sportclub, maar wij kunnen in de mensen om ons heen tegelijk ook kinderen van God zien, we kunnen in hun woorden Gods woord horen klinken, wij kunnen in hun daden Gods goedheid zien. Wij kunnen zien hoe God hen ziet, en hoe Hij hen en ons bedoeld heeft. Dan tillen we mensen op naar God en drukken we elkaar niet terug naar de aarde.

Dan krijgt zo’n uitspraak ineens een heel andere klank. Zijn zij niet broers en zusters van Jezus? Hij nodigt ook ons uit om zijn broers en zussen te zijn, zo goed als Hij, zo goed als God. Dat vraagt geloof. Amen.


Terug naar top van deze pagina

Terug naar homepage